Back: VI

27-01-08: Maerlants Wereld – Frits van Oostrom.

\n\n

Voor het vak ‘Geschiedenis van de Vroegmoderne Samenlevingen’ moesten we een boek recenseren dat de Middeleeuwen of de Vroegmoderne tijd besloeg. Ik koos dit boek omdat ik het niet lang geleden cadeau had gekregen van iemand met een boze vrouw (” het wat van die boeken eruit, of ik eruit!”-idee). De recensie viel niet zo goed bij mijn docent omdat ik het lastig vond om een mening te vormen over iemand die al heel lang in het vak zit. Pas eerstejaars studentje en tja, wat weet ik er nou van?! Ik gaf ‘m overigens helemaal gelijk met z’n 6, hoor (de enige ooit!). For what it’s worth, plaats ik de recensie hier maar even. Dan kunnen jullie ‘m ook gelijk geven en een beeld krijgen van het boek als geheel. Zo’n uitgebreide post heb ik nog nooit geschreven… De noten staan er overigens niet bij, dus dat kan misschien een raar effect geven.

\n\n

Frits van Oostrom poogt in Maerlants wereld de dichter Jacob van Maerlant (ca. 1230- ca. 1300) en zijn werken in historische context te plaatsen. Voordat ik die poging zal waarderen en de plaats van het boek in de historische discussie zal plaatsen, zal ik eerst de inhoud van het boek samenvattend weergeven. \n      Maerlants wereld is ingedeeld in zes boeken, ingeleid door een proloog en afgesloten door een epiloog. De zes hoofdstukken zijn thematisch onderverdeeld in drie parties, namelijk: School en Kroon, Kennis en Ethiek en Magnum Opus en Onthaal. \n      Het eerste hoofdstuk behandelt het onderwijssysteem in de dertiende eeuw. Meer preciezer komt Van Oostrom overtuigend uit bij de waarschijnlijke plaats waar Jacob van Maerlant zijn opleiding genoten heeft, namelijk de kapittelschool van Sint-Donaas te Brugge. \n      Van Oostrom reconstrueert de middeleeuwse schooltraditie naar aanleiding van Van Maerlants debuut, Alexanders geesten. Hij zet uiteen dat de manier hoe Van Maerlant zijn bron voor Alexanders geesten (de Alexandreis van Gautier de Châtillon, rond 1170) bewerkt, overeenkomt met het gebruik van glossen, zoals in die tijd gedaan werd. Tevens wijst Van Oostrom op de supplementaire teksten die Van Maerlant bij de bewerking van zijn bron gebruikt: teksten van Vergilius, Lucanus, Honorius van Autun, Isidorus van Sevilla, Julius Solinus, Paulus Orosius en bovenal Ovidius. Deze werken behoorden, zo schrijft Van Oostrom, tot de meest gangbare schoolteksten in Maerlants dagen. In Alexanders geesten leidt Van Maerlant zijn lezers door het leven van Alexander de Grote heen, met al zijn spectaculaire gebeurtenissen.\n      Als achtergrond geeft Van Oostrom weer van hoe het onderwijs in de dertiende eeuw in elkaar zat. Schoolgaande jongetjes kregen de te behandelen stof aangeboden via de drieëenheid (het trivium) van de grammatica, retorica en dialectica (argumentatieleer). Hij trekt in dit hoofdstuk de conclusie dat de waarheid volgens Van Maerlant te vinden is in boeken die men leest op scholen en hoe belangrijk de Mariaverering was op het Sint-Donaas. Later zal in Maerlants wereld nog naar voren komen dat bij Van Maerlant de waarheid van zeer groot belang was, en dat hij een Mariadevoot van formaat is geweest. \n      In hoofdstuk twee wordt het leven van Jacob van Maerlant op Voorne geschetst. Voor het antwoord op de waarom-vraag wat betreft Van Maerlants vertrek van Vlaanderen naar Voorne, laat Van Oostrom zien dat de afstand tussen Vlaanderen en Holland kleiner was dan tegenwoordig, vanwege de handel die – per schip – tussen de gebieden gedreven werd, zowel in goederen als in kennis. De Vlaamse dichter komt terecht in het plaatsje Maerlant op het eiland Voorne, waar hij omstreeks 1260 koster wordt van de Sint-Pieterskerk aldaar. Van Oostrom maakt het aannemelijk dat Van Maerlant daar ook dienst doet als onderwijzer. Tijdens zijn verblijf op Voorne, houdt van Maerlant zich, naast zijn werkzaamheden als koster, ook bezig met – hoe kan het ook anders – dichten. Van Oostrom zet uiteen dat de Vlaming zijn bronnen hiervoor waarschijnlijk moet zoeken in afgelegen centra van geleerdheid zoals in Utrecht en Egmond, maar vooral in de abdijen van Ten Duinen en Ter Doest, dus nabij Brugge, waar hij vermoedelijk opgroeide.\n      Belangrijk voor het verhaal van Maerlants leven en werk, is de ramp die Van Oostrom in dit hoofdstuk noemt, namelijk de moord op Willem II door de Westfriezen in 1256. De toenmalige Hollandse graaf wordt in 1247 door de keurvorsten tot koning van het Duitse rijk gekozen. De erkenning door de Duitse vorsten in 1252 en het overlijden van zijn voornaamste tegenstrever, maakt hem in 1254 Roomskoning. Hij kan door de moord echter niet worden gekroond door de paus tot keizer van het Heilige Roomse Rijk.\n      Van Oostrom vervolgt deze ramp met de uiteenzetting van het probleem rond de erfopvolging die het wegvallen van de Hollandse graaf tot gevolg heeft. Uiteindelijk komt de taak te liggen bij Floris V, die – dan nog te jong om te regeren – onder zijn tante Aleides voogdijschap wordt opgevoed. Alexanders geesten zou in opdracht van deze Aleide de Avesnes door Van Maerlant voor de kleine Floris V geschreven zijn en daar zou het wat opdrachten uit deze kring betreft niet bij blijven. In opdracht van Aleide schrijft hij, naast dit eerste werk, de Historie van den Grale, de Torec, Historie van Troyen en de Heimelijkheid der Heimelijkheden. Met deze werken moet Van Maerlant, zo zegt Van Oostrom, de aanstaande vorst opvoeden in wat het betekent om een goed vorst te zijn. In heel Maerlants wereld staat de royalistische geschiedopvatting van Jacob van Maerlant vervolgens centraal. Het is de kern van Maerlants beweegredenen om zijn bronnen op zijn eigen wijze te bewerken. Van Oostrom weet te vertellen dat Van Maerlant in de vete tussen de Hollandse Avesnes en Vlaamse Dampierres, de kant van de Hollanders kiest.\n      Hoofdstuk drie neemt een ander werk onder de loep: Der naturen bloeme. Jacob van Maerlant is inmiddels weer terug in Vlaanderen (in Damme). Het hoofdstuk heeft met ‘de Kennis’ een goede titel, aangezien Van Maerlant in dit werk met gebruik van De natura rerum van Thomas van Cantimpré zijn kennis over verschillende volkeren, diersoorten, planten, diverse edelstenen en mineralen ten tonele brengt. Hij schrijft het werk in opdracht van Nicolaas van Cats, die in verband kan worden gebracht met zijn andere grote werkgever: Aleide van Avesnes.\n      Van Oostrom behandelt in dit hoofdstuk ook twee werken die inmiddels verloren zijn gegaan: de Sompniarys en Den cortten Lapidarys, die respectievelijk over dromen en edelstenen gaan. De auteur doet dit voornamelijk naar aanleiding van zijn onderzoek naar Der naturen bloeme en het werk dat Van Maerlant hierna schrijft, de Rijmbijbel.\n      Het thema voor het vierde hoofdstuk is de ethiek. Van Oostrom gebruikt Der naturen bloeme, de Rijmbijbel en Spiegel historiael om te laten zien dat Van Maerlant matigheid op velerlei vlakken (seksualiteit, weelderigheid, agressie, eten en drinken) en vrijgevigheid tegenover de minderbedeelden van groot belang acht.\n      Het vijfde hoofdstuk betreft bovengenoemde Spiegel historiael en heet toepasselijk ‘Het Magnum Opus’. Na een pauze van veertien jaar – twee kleine werken in opdracht van bedelorden daargelaten – schrijft Jacob van Maerlant dit werk omstreeks 1285 in opdracht van Floris V. Spiegel historiael is bedoeld als een wereldgeschiedenis, van de Schepping tot Van Maerlants eigen tijd. De dichter bewerkt zijn bron, Speculum historiale van Vincentius van Beauvais, op zijn eigen manier door de nadruk te leggen op chronologie en de koningen in de geschiedenis een zeer belangrijke rol toe te meten. Van Oostrum geeft hierbij aan dat het voor Van Maerlant van groot belang is dat de geschiedenis naar waarheid weergegeven wordt en dat de Vlaamse dichter de schrijvers van ridderromans, die zich teveel door fantasie laten leiden, hekelt. Toch laat Van Maerlant zelf bij het weergegeven van de geschiedenis datgene weg dat niet in zijn straatje past en voegt hij zaken die hij zelf belangrijk achtte aan zijn bronnen toe. Tevens gebruikt hij anachronistische voorstellingen om zijn verhalen voor de leek duidelijk en levendig te maken.\n      Van Oostrom signaleert, naarmate het schrijven vordert, een somberdere toon in Van Maerlants werk. Hij brengt dat in verband met het overlijden van Aleide de Avesnes in 1284, fysieke ongemakken bij Van Maerlant zelf, tegenwerking in literaire kring en de toenemende spanningen tussen Floris V en de graaf van Vlaanderen. Dit laatste feit noemde ik eerder als de vete tussen de Avesnes en de Dampierres en zet, los van de grimmige sfeer die dit veroorzaakt, Van Maerlant nog sterker tussen beide partijen in. Van Maerlant zal zijn meest omvangrijke werk nooit kunnen voltooien en draagt deze taak over op Lodewijk van Velthem.\n      In het zesde en laatste hoofdstuk, beschrijft Van Oostrom het onthaal dat Maerlants werk in de loop van de geschiedenis gekregen heeft. Hij beschrijft dat Van Maerlants werk in zijn eigen tijd enthousiast ontvangen wordt, zelfs tot 2 eeuwen na het uitkomen ervan. In de negentiende eeuw wordt Van Maerlants werk echter verguisd omdat fantasie in de literatuur in die tijd hoger wordt gewaardeerd dan Van Maerlants poging om zijn geschiedenis zo waarheidsgetrouw mogelijk neer te zetten. Van Oostrom beargumenteert hoe het werk van Van Maerlant verkeerd wordt geïnterpreteerd. \n      Van Oostrom behandelt het verschil dat hierin bestaat tussen de Noordelijke en de Zuidelijke Nederlanden. In Vlaanderen wordt Van Maerlant namelijk binnengehaald als nationale held. Al zet Van Oostrom wederom uitgebreid uiteen dat dit beeld vooral gebaseerd is op verkeerde interpretatie van Maerlants werk en het ontbreken van een groot gedeelte ervan, wordt er in Damme in 1860 zelfs een standbeeld van hem opgetrokken.\n      Tot slot vergelijkt Van Oostrom andere schrijvers met Van Maerlant, waaronder Rudolf van Ems en Willem van Van den Vos Reinaerde om Van Maerlant en diens werken enigszins te relativeren en te kijken of het fenomeen van Van Maerlants schrijven zo uniek was. De slotsom is dat in ieder geval wat betreft de hoeveelheid verzen die hij achterliet, dat zeker het geval was.\n\nFrits van Oostrom (1953), hoogleraar in de Nederlandse letterkunde tot de Romantiek aan de Rijksuniversiteit te Leiden, geeft in de proloog van zijn Maerlants wereld aan dat het boek is voortgekomen uit de vraag hoe het werk van de dichter Jacob van Maerlant in de loop van de tijd zo gedevalueerd is, terwijl de auteur in zijn eigen tijd zo groot en levend was (13). \n      Het doel van het boek wordt enigszins verraden door de titel. Van Oostrom wil de wereld van Van Maerlant weergeven, om zo zijn werk te kunnen plaatsen. Het boek is dus geen biografie van Jacob van Maerlant, maar een studie naar de culturele en historische wereld waarin hij leefde.1 \n      Hoe Van Oostrom dit doet is een grote kunst, vooral gezien de belemmeringen die hij tegen komt bij het schrijven van het boek en het doen van het daarvoor benodigde onderzoek. Zelf noemt hij in zijn proloog als eerste hindernis dat er bij Jacob van Maerlant geen documentatie van zijn leven voor handen is (13). Ook bij de receptie van Maerlants wereld in 1996, wordt daar rekening mee gehouden.2 Bovendien is Maerlants uitgebreide oeuvre zowel een zegen als een vloek voor de schrijver. Naar eigen zeggen zorgt het ervoor dat ‘dit toch geen boek op drijfzand is’ (13) maar dat het overgebleven werk toch ‘nog heel wat te wensen over laat’ (14). Niet alles is namelijk overgeleverd en veel van het werk dat Van Oostrom moet gebruiken voor zijn onderzoek stamt uit een latere tijd dan dat Van Maerlant zijn eigen werk schreef , en moet hij zich dus wenden tot kopieën van het origineel. Bovendien behelst het volledige werk van de Vlaamse dichter ontzettend veel verzen en blijkt het voor het onderzoek nodig om over heel veel tijd te beschikken. Van Oostrom noemt dit de grootste reden waarom andere historici er waarschijnlijk voor terug schrikken (14). Ook bij het ontvangst en de bespreking van Maerlants wereld, wordt respect uitgesproken voor het feit Van Oostrom het onderzoek toch heeft opgepakt, met de toevoeging dat Van Oostrom ook nog eens een onoverzichtelijke hoeveelheid secundaire literatuur door heeft moeten worstelen.3 \n      Ook zijn de recensenten het er over eens dat het boek helder en vlot is geschreven.4 Dat blijkt ook wel uit het feit dat Van Oostrom in 1996 de AKO-literatuurprijs uitgereikt krijgt.5 Dat is toch een hele prestatie, aangezien het niet aannemelijk is dat Jacob van Maerlant bekend is onder de treinreizigers die de AKO-boekwinkels bezoeken. Van Oostrom gebruikt bij het schrijven van zijn boek ook enkele anachronistische vergelijkingen om zijn boek voor de lezer toegankelijk en begrijpelijk te maken. Tevens maken de vele uitstapjes van Maerlants werk naar diens leven Maerlants wereld levendiger. Vanwege deze kenmerken van het boek, wordt Van Oostrom zeer geprezen. Men is van mening dat het de hand van een meester vereist om de omvangrijke materie die Van Maerlant biedt, onder te brengen in een vloeiend overzicht.6\n      Frits van Oostrom doet zijn onderzoek door de bronnen van Van Maerlant te vergelijken met diens werk. Jacob van Maerlant bewerkt zijn bronnen immers, alvorens ze in het Middelnederlands om te zetten. Gaanderweg komt de lezer er in het boek achter waar Van Maerlant zijn bronnen aanpast door ofwel iets weg te laten, ofwel op bepaalde plekken iets toe te voegen. Op deze wijze probeert Van Oostrom verschillende facetten van het leven van de dichter te reconstrueren. Van Maerlant vindt het bijvoorbeeld erg belangrijk dat zijn lezers bij het begrijpen van de geschiedenis een duidelijk beeld hebben van geografie. Zo voegt hij in Alexanders geesten, in een flink uitstapje van zijn oorspronkelijke bron, een uitgebreide wereldgeografie toe (159). Ook komt zijn ‘preutse’ aard naar voren als men kijkt naar wat hij in de bewerking voor zijn Der naturen bloeme in vergelijking met De natura rerum weg laat als hij het derde levenstijdperk van de mens (vanaf vijftien jaar) behandelt (268). Dit zijn enkele voorbeelden uit het omstandige onderzoek van Van Oostrom. Een bewonderenswaardig staaltje werk.\n      Maar niet alles is even bewonderenswaardig. Recensenten wijzen erop dat Van Oostrom ook te ver kan gaan in het vaststellen van Maerlants bedoelingen. Dit betreft vooral zijn conclusies met betrekking tot een werk dat niet overgeleverd is, namelijk de Sompniarys. Van Oostrom moet misschien wat voorzichtiger zijn in het benaderen van dit werk en zich niet uitspreken over de bron die Van Maerlant misschien gebruikt (de Somnia Danielis) en de mogelijke bewerkingstechniek hiervan.7 Ook de mogelijkheid dat Floris V het dromen boek onder ogen heeft gehad, kan niet bewezen worden. Van Oostrom lijkt op dit punt teveel te speculeren.8 Van Oostrom laat in zijn boek wel doorklinken dat hij in zijn onderzoek naar de samenhangende werkelijkheid geremd wordt door het gebrek aan harde feiten, maar de terloopse zinnetjes die hij daarvoor gebruikt, kunnen iets onbevredigends hebben.9\n      Frits van Oostrom heeft zowel de vakgenoten als de leke-lezers voor ogen bij het schrijven van het boek. Dit blijkt ook uit het feit dat er van het boek naast de leeseditie ook een vakeditie van Maerlants wereld is, waarin de 80 pagina’s noten die het onderzoek heeft opgeleverd, te vinden zijn.10 Het valt echter te betwijfelen of de liefhebber wel tevreden is over het resultaat. Kenners wijzen erop dat Van Oostrom nogal wat steekjes laat vallen bij het weergeven van de benodigde context, waardoor het gevaar rijst dat de leke-lezer niet alles kan plaatsen. Er is nogal wat voorkennis nodig om bepaalde dingen te begrijpen.11 Als voorbeelden de Trojaanse oorlog, waarbij Van Maerlant de voorkeur heeft voor de Trojanen12 en het refereren aan Huizinga’s Herfsttij (1919). Los van de vraag of deze feiten wel bekend zijn bij de leek, zouden wat dat laatste betreft vakgenoten zich ook voor het hoofd gestoten kunnen voelen, aangezien het citaat dat Van Oostrom gebruikt, verminkt is weergegeven.13 Ook eerdergenoemd gebruik van anachronisme valt in twijfel te trekken. Ondanks dat het Van Oostroms verhaal levendiger maakt, kan het ook enige verwarring brengen. Het is niet vanzelfsprekend dat de middeleeuwse leefwereld met anachronismen dichterbij gehaald wordt.14 \n      De kenners kan ik in dezen gelijk geven. Als tamelijke leek heb ik de leeseditie onder handen gehad en trok ook ik wel eens mijn wenkbrauwen op. Toch is het een inspirerend werk. Op het niveau van onduidelijke zaken waar de context niet volledig is weergegeven, nodigt het uit om deze uit te zoeken. Op een wat hoger niveau heeft het boek verrassende nieuwe inzichten gegeven, zoals de verbinding van Van Maerlant met de kapittelschool van de Sint-Donaas in Brugge en ook de relatie van Aleide van Avesnes als opdrachtgeefster achter Van Maerlants Alexanders geesten zou voor medio-neerlandici als opluchting kunnen zijn gekomen, omdat hier eerder veel over is gespeculeerd.15 Van Oostroms visie geeft een organische eenheid van Van Maerlants werk weer, terwijl eerder een breuk tussen zijn oude en vroege werk werd verondersteld.16 Ook krijg je een kijkje in het Diets omdat de gebruikte teksten in het modern Nederlands zijn vertaald. Eerdergenoemde opmerkingen verworden in dit licht tot enkel wat kanttekeningen op het – verder zo inspirerende – werk van Frits van Oostrom.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Meer informatie over hoe uw reactiegegevens worden verwerkt.